Verre familie
Ik ben op zoek gegaan naar Indo families, die zowel familieleden in Nederland als in Indonesië hebben, met het idee dat de originele Indo steeds minder zichtbaar wordt. Vermengd met Hollands bloed worden de nakomelingen lichter, vermengd met Indonesisch bloed worden ze weer donkerder. Alle Indo’s zijn een mix van westers en Indonesisch bloed.
Tegelijk wordt het einde van het koloniale tijdperk aan de hand van deze families verteld. Waarom maakte men binnen één familie de keuze om te vertrekken of te blijven.
De meest verwante familieleden staan ’naast ’elkaar in het dubbelportret, die uit Indonesië uiterst rechts, die uit NL uiterst links, zo worden de families als het ware ‘herenigd’.
De families Andriady en Kraft van Ermel
Sylvi en Ernst zijn broer en zus. Na de oorlog heeft hun Nederlandse vader zich tot Indonesiër laten naturaliseren, door hun lichte huidskleur werd hun verblijf in Indonesië anders steeds gevaarlijker voor ze. Ze konden door de naturalisatie van hun ondertussen overleden vader niet meer terug naar Nederland. Uiteindelijk heeft een halfbroer Ernst als verstekeling in een koffer mee naar Nederland gesmokkeld. Sylvi moest noodgedwongen achterblijven. Het is nooit gelukt Sylvi en hun Indonesische moeder naar Nederland over te laten komen.
De families Wibisana en Van Hoff-Neyman
Ingrid en Linda zijn nichten, hun vaders zijn broers.
De ouders van Ingrid wilden hun Indonesische moeders niet achterlaten. Haar Balinese oma van moeders kant was te gehecht aan Indonesië en haar oma van vaders kant wilde dicht bij het eigen stukje grond waar haar man begraven lag blijven.
De ouders van Linda zijn in 1954 naar Nederland vertrokken omdat haar moeder heimwee had naar haar ouders en familie die al eerder vertrokken waren waardoor ze niet meer kon aarden in Indonesië.
De families Stekkinger en Stekkinger
Theo is de oom van Heinrich, Heinrich is de zoon van Rudy Stekkinger (†), de broer van Theo.
Heinrichs vader, Rudy, koos destijds voor het Indonesisch staatsburgerschap omwille van zijn kinderen en vertrok niet mee naar Nederland met zijn broers (Theo en Paul †) en zussen (Orla †, Irma †, en Meta †).
De vader van Theo, Johan .H. Stekkinger (’s landsontvanger, L.S. SLD. KNIL, werd in juli 1945 door de Japanners vermoord.
Theo’s moeder, Susanna Stekkinger-von Wolzogen (†), vertrok in 1946 met haar zes overgebleven kinderen naar Nederland. Zoals men toen tegen haar zei: “Ga maar naar Nederland om te vergeten wat er is gebeurd”, maar haar dochters Orla (†) en Meta (†) bleven in Indonesië.
In 1949 keerde zij met haar zes kinderen terug naar Indonesië.
De grootvader van Theo, Opa Wol (von Wolzogen), de vader van zijn moeder, was toen overleden. Susana had haar ouders niet gegroet toen ze naar Nederland vertrok, wat haar motiveerde om terug te keren naar Indonesië.
Vanwege de onrust in Indonesië en de wens voor een betere toekomst voor de kinderen, vertrok het gezin van Theo Stekkinger in 1966 definitief naar Nederland.
In tegenstelling tot zijn broers Rudy (†), Hans (†), en zus Vera (†), die juist vanwege hun kinderen en echtgenoten in Indonesië bleven.
De families Jetta en Barkey
Maud en Rob zijn achternicht en achterneef.
De vader van Maud, Alexander Barkey, koosnaam “Saan”, was de broer van André Barkey, de opa van Rob. Saan Barkey, werkzaam bij de Nederlands-Indische marine, werd door de Japanners geëxecuteerd. Maud’s moeder, Siti Djalisa heeft er bij haar op aangedrongen om in Indonesië te blijven voor de familie.
George Barkey is als soldaat bij de dienst Verbindingen van het KNIL aan het begin van de oorlog gevangengenomen en als krijgsgevangene verscheept naar Japan om daar als dwangarbeider, samen met zijn broer Frits Barkey, te werken als kraanwerker. Bij aanvallen van de Chinese luchtmacht moesten ze zo snel mogelijk al glijdend naar beneden vluchten om te schuilen in een grote betonnen pijp.
Zijn jongere zus Roos Barkey is in Nederlands-Indië onthoofd, omdat zij weigerde als troostmeisje dienst te doen.
Rob’s moeder Geertruida (Dé) van Zee is met haar familie in 1948 naar Nederland gekomen, haar vader zag meer toekomst in Nederland omdat hij als hooggeplaatste ambtenaar zijn Nederlandse pensioen kon behouden. Rob’s vader kwam iets later dan de rest van zijn gezin, hij was nog herstellende van tuberculose, die hij opgelopen had in gevangenschap, met als gevolg amputatie van een kwart van zijn long. Rob’s moeder heeft zijn vader via het Rode Kruis op kunnen sporen. Ze zijn op 18 oktober 1950 in Den Haag in het huwelijk getreden. Zoon Rob werd precies een jaar later op hun trouwdag geboren.
De families Barmawi–Simandjuntak en Weydemuller
Tora en Peter zijn achternicht en achterneef.
De oma van Tora en de opa van Peter zijn zus en broer.
De man van Tora haar oma was een arts die in Nederland verder ging studeren. Hij is daar overleden aan een longontsteking. Haar oma kreeg heimwee en ging met haar 2 kinderen terug naar Indonesië, toen haar moeder net 5 jaar oud was.
Tora is geboren en getogen in Indonesië, ze heeft 4 jaar in Amsterdam gestudeerd voor ziekenverzorgster.
De familie van Peter bleef aanvankelijk positief gestemd in Indonesië wonen. Ze zijn zelfs in 1949 met verlof naar Nederland gegaan. Op de terugreis zijn ze in Villefranche met de Oranje naar Indonesië gegaan, in die tijd heel bijzonder!
Uiteindelijk zagen ze geen enkele kans om in Indonesië te overleven en zijn ze in 1962 voorgoed naar Nederland vertrokken waar Peter zijn Nederlands-Indische vrouw die met haar familie al in 1958 was vertrokken heeft ontmoet.
De families Nanik-Soedarmo en Schippers-Soedarmo
Ferry en Elly zijn zussen.
Ferry is in Indonesië gebleven vanwege haar Brits-Indische man die een goede baan had op de (lucht)haven van Jakarta. Hierdoor heeft ze geen armoede gekend. Ze is blij dat ze niet naar Nederland is gegaan: “Ik kan niet leven zonder bediendes”.
Elly heeft Indonesië verlaten vanwege de staatsgreep 7 van mei 1967.
Ellie was met een qua uiterlijk zichtbaar Nederlandse-Chinese hooggeplaatste bankier getrouwd waardoor het te gevaarlijk werd om in Indonesië te blijven. Ze hebben onafhankelijk van elkaar onder erbarmelijke omstandigheden weten te overleven tot ze na meerdere mislukte pogingen konden vertrekken. In Nederland moesten ze hun leven opnieuw opbouwen. De man van Elly heeft als machinebankwerker in een fabriek gewerkt.
De goede diploma’s van Elly waren niets waard en kon ze met allerlei- niet bij haar opleidingsniveau passende baantjes het hoofd boven water houden.
De families Djari-Fransz en Hoemakers
Evi en Anne zijn achternichten.
De opa (Eddy) van Evi is de broer van de oma (Lieke) van Anne.
Eddy en Lieke zijn allebei kinderen van een njai, Asti genaamd en ze zijn pas later wettelijk erkend.
Eddy voelde zich meer Inlands dan Europees, hij is tot zijn huwelijk bij zijn inlandse moeder Asti blijven wonen, waarna hij met een Indonesische vrouw getrouwd is en in Indonesië is gebleven.
Toen Lieke ongeveer vier jaar oud was is ze door haar vader bij haar moeder Asti weggehaald en ondergebracht bij twee van zijn zussen zodat ze Nederlands zou worden opgevoed. Asti was altijd in de buurt, maar mocht zich niet als moeder kenbaar maken. Pas op haar achttiende wist ze wie haar werkelijke moeder was.
Na het overlijden van haar eerste man is Lieke is met haar hele samengestelde gezin in 1956 naar Nederland vertrokken.
De families Partadisastra en Muller
Johny en zijn zussen zijn de kinderen van Ton zijn vijftien jaar oudere zus Loretta, ze zijn neef en nichten.
Hun vader werd in de oorlog geïnterneerd door de Japanners en heeft de oorlog niet overleefd. Zijn zus had toen al verkering met een Indonesische student, de vrouw van Ton’s vader was tegen, maar berustte in de situatie. Via hem kon ze een behuizing voor Ton en zijn moeder regelen. Zijzelf trok met haar student in een ander huisje en trouwde met hem.
Omdat ze getrouwd was met een Indonesiër moest ze tijdens de politionele acties (naar Jogja) vluchten. In 1948, terug in Bandung runden ze de rest van hun leven een fotozaak aan huis.
De moeder van Ton werd samen met Ton en haar nieuwe man, een oud bestuursambtenaar die ze op het sportveld had leren kennen in 1958, gedwongen naar Nederland te vertrekken, omdat president Soekarno alle Nederlanders het land uitzette. Haar dochter bleef samen met haar man in Indonesië.